Rioolheffing
Inleiding
De rioolheffing is gebaseerd op artikel 228a van de Gemeentewet. Deze heffing is gebaseerd op de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. Op basis van deze wet gaat de rioolheffing over het verhaal van kosten die gemoeid zijn met alle collectieve maatregelen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering én om verhaal van kosten van alle overige maatregelen voor hemelwater en grondwater. Het gaat hierbij om de volledige uitvoering van de gemeentelijke watertaken.
Ontwikkelingen
In 2021 is een onderzoek uitgevoerd naar de kostendekkendheid van de rioolheffing. In het kader van het ZBB-traject heeft de raad besloten om het tarief rioolheffing voor de inwoners niet te verhogen. Dat betekent dat de voorgestelde tarieven uit het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) leidend blijven. De kostendekkendheid van de rioolheffing is in 2023 96%.
De gemeente heeft, naast de zorgplicht voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater, ook een zorgplicht voor de afvoer van hemelwater en grondwater. Daarom zijn objecten als schuurtjes, garageboxen en bergingen vanaf 2022 in de heffing betrokken.
De gestegen energiekosten hebben geleid tot een onderzoek naar de hoogte van de vergoeding van stroomkosten voor inwoners die zelf de stroomkosten voor drukriolering of IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) betalen. Vanaf 2024 wordt deze vergoeding verhoogd en daarna om de 2 jaar opnieuw bekeken.
Beleidskaders
U stelde de verordening rioolheffing vast.
Risico's
Deze heffing kent geen risico's.